Locatie 9: Mijnpaard 

Zorgcentrum Hoog Anstel 1. 

Vanaf atelier-galerie Dritty kom je langs het Mijnpaard bij Zorgcentrum hoog Anstel.

Beeld van een mijnwerker met een paard.

Kunstenaar: Adrianus J.P.F. (Arie) Teeuwisse (Amsterdam 1919-Uffelte, gem. Havelte, 1993), beeldhouwer en illustrator. Dit bronzen beeld wordt in 1984 geplaatst bij Hoog Anstel en is eigendom van Stichting Verpleeghuizen en Bejaardenhuizen (SVB).

Het leven van de mijnpony.

Vanaf het midden van de 18e eeuw tot het midden van de 20e eeuw werden pony’s ingezet in vooral de Britse en Australische kolenmijnen. Dat was het gevolg van een wet uit 1842, die verbood dat vrouwen nog in de mijnen werkten. Tot dan waren het vrouwen die de kolen de mijn uit sjouwden. Ook in andere landen, zoals de Verenigde Staten en Duitsland, werden paarden en pony’s gebruikt. In 1913 waren 70.000 pony’s ondergronds aan de slag in Groot-Brittannië.
Later namen mechanische transportmiddelen het over, maar op moeilijk bereikbare plekken werden nog steeds pony’s ingezet. 

Paardenwerk ondergronds
De paarden en pony’s werden naar beneden gebracht in een kooi. Ze werkten gewoonlijk acht uur per dag (in sommige mijnen maximaal 48 uur per week) en trokken per werkdag zo’n 30 ton kolen in bakken over spoorrails. Als ze ouder werden, hoefden ze meestal nog maar vier uur per dag te werken. Op hoger gelegen ondergrondse wegen waren grotere paardenrassen aan de slag, zoals de Cleveland Bay. Dieper in de mijn, waar de plafonds lager waren en de wegen smaller, waren echter kleinere pony’s, niet groter dan 1.20m, nodig. Voor die taken werden vaak Shetlanders gebruikt. In de periode tussen de oorlogen werden ook paarden uit de Faeröer Eilanden, IJsland en de Verenigde Staten geïmporteerd.

Gewoonlijk kwamen enkel ruinen en hengsten in aanmerking voor het werk in de mijnen. Op het einde van de 19e eeuw werden ook ezels gebruikt.

De pony’s waren klein, zwaargebouwd en hadden sterke ledematen. Ze bleven gewoonlijk vijf jaar ondergronds werken, tenzij ze gewond raakten of overleden.

Het welzijn van de paarden in de mijn
De Britse Coal Mine Act (1911) bepaalde dat de dieren vier jaar oud moesten zijn en geschikt voor het werk (beslagen en gecontroleerd door een dierenarts) voor ze ondergronds gingen. De dieren konden aan de slag blijven tot ze ongeveer 20 jaar oud waren.

De pony’s werden ondergronds gestald in mijnschachten en kregen hooi en mais te eten. Tijdens de jaarlijkse vakantie van de mijnwerkers kwamen de dieren twee weken bovengronds. Bij mijnen waarbij minder diep onder de grond werd gegraven, waren de stallen meestal bovengronds, dichtbij de ingang van de mijn.

In 1911 schatte een schrijver dat de lastdieren in de koolmijnen zo’n 3,5 jaar konden werken. Bovengronds konden paarden gemakkelijk 20 jaar lang arbeid aan. De pony’s waren van kapitaal belang voor de mijn, en hoe beter hun conditie was, hoe beter werk ze konden verrichten. Hoewel de dieren dus ondergronds gestald werden, werden ze goed verzorgd. De ondergrondse wegen werden zo goed mogelijk onderhouden, om ongelukken te voorkomen en de voeten van de dieren werden dagelijks gecheckt. Als er een ijzer miste, mocht het paard in kwestie niet werken. De plafonds werden omzichtig geborsteld, zodat de paarden geen hoofdletsel zouden oplopen door bijvoorbeeld uitstekende stenen. De dieren droegen ook vaak een soort lederen masker als bescherming. Op foto’s is ook te zien hoe de staart van de mijnpony’s geschoren is.

De band tussen mijnpony’s en mijnwerkers

De paarden en pony’s in de mijnen werden aan één mijnwerker toegewezen, zodat mens en dier elkaar zo goed mogelijk zouden aanvoelen. Dat bleek ook zo te zijn.

Een mooi verhaal is dat van mijnwerker Harry Lauder en zijn pony Catherine. Op een bepaald moment weigerde Catherine om nog een voet te verzetten. Wat later stortte de gang vlak voor Catherine in en bleek dat ze met haar koppigheid het leven van de mijnwerker had gered. Er zijn ook verhalen van mijnwerkers die voor hun pony stierven. Een 19-jarige mijnwerker stierf toen hij zijn pony probeerde te redden van giftige gassen.

Na het werk, welverdiend pensioen?
Zoals hierboven vermeld, was de ondergrondse carrière van de paarden en pony’s beperkt in tijd. In Groot-Brittannië ontstond heel wat ophef toen aan het licht kwam dat de mijnpony’s na hun pensioen verkocht werden voor de slacht. Er werd massaal campagne gevoerd om de dieren na hun pensioen te helpen en er werden verschillende opvangfaciliteiten opgericht.

Helaas konden de dieren zelden genieten van een zorgeloos pensioen. Ze konden vaak niet wennen aan het leven bovengronds, omdat ze lang in onnatuurlijke omstandigheden hadden geleefd. Ze wisten vaak niet hoe ze zich moesten gedragen in kudde. Als ze zich konden aanpassen aan het leven buiten de mijnen, stierven de dieren ook vaak aan aandoeningen aan de luchtwegen, zoals veel mijnwerkers.

Maar mensen trokken zich het lot van de mijnpony’s in ieder geval aan. In Australië staat voor een gesloten mijn een bronzen beeld, ter ere van de mijnpony’s.

De Coal Board deed enorm veel moeite om een nieuw thuis te vinden voor de gepensioneerde mijnpony’s. Ze inspecteerden de accommodatie, het land en de eigenaars. De paarden waren het niet gewend om bovengronds te leven en moesten dus met zorg behandeld worden. Ze konden bijvoorbeeld niet zomaar op de weide gezet worden, omdat ze uitbraken en agressief werden. De dieren konden volgens de Coal Board ook niet meer grazen en moesten met de hand gevoederd worden.

Tony, de laatste mijnpony uit Northumberland
In 1994 werden de laatste vier pony’s uit Ellington Pit in het Britse Northumberland gehaald: Tony, Sparky, Carl en Pike. Sparky en Carl gingen naar het National Coal Mining Museum in het Britse Wakefield. Carl stierf in 2006 en Sparky in 2007. Pike en Tony verhuisden naar het dierenopvangcentrum in Benton, waar Pike stierf in 2005.

Tony bleef echter doorgaan en vrolijkte het personeel van het opvangcentrum elke dag op. Hij liet de andere dieren graag zien wie de baas was, en pestte zelfs de ezels. Uiteindelijk stierf Tony in 2011 op 40-jarige leeftijd, het einde van een tijdperk in de geschiedenis van de mijnbouw.